vrijdag 11 januari 2013

EEN PROGRESSIEVE NIERZIEKTE BETEKENT HET CONSTANT LEVEREN VAN EEN SPORTPRESTATIE

 
 
 
In de periode voor mijn transplantatie, toen ik zieker en zieker werd, vroegen mensen weleens: "maar wat voel je, wat moet ik me erbij (chronisch nierfalen) voorstellen?" Lange tijd dacht ik erover na, maar kon niet goed een voorbeeld geven waar je het mee kon vergelijken. Ik had geen pijn, aan de buitenkant kon je niet zien dat ik zieker en zieker werd, maar de inwendige fysieke en mentale strijd barstte in alle hevigheid los.

Tot het moment dat ik naar de Olympische Spelen van 2012 in Londen naar de 800 meter (atletiek) zat te kijken, toen wist ik het. Met zelf een atletiekverleden wist ik ineens wat voor voorbeeld ik kon gebruiken om mensen duidelijk te maken hoe het voelt om nierpatiënt te zijn, ik kon ineens een bruggetje slaan.
De laatste jaren dat ik actief was in de atletiek en eigenlijk de eerste symptomen (achteraf gezien) van mijn ziekte zich begonnen te manifesteren (zonder dat ik dat nog in de gaten had) was mijn enthousiasme gewekt door de meerkamp. Favoriete nummers waren: hoogspringen, verspringen, hordelopen en sprint, waarop ik dan ook mijn winst moest pakken, want op de rest van de nummers moest ik inleveren. Het dieptepunt in deze was het laatst uit te voeren nummer: de 800 meter. Dit was voor mij echt een drama en dan zijn we ook meteen op het punt waar ik naartoe wil.

Uit de oude doos
 
Het begin van de ziekte, toen de eerste symptomen zich aankondigden en de vermoeidheid prominenter werd, kon je de ziekte nog vergelijken met een flinke wandeling, waarvan je daarna ook weer uit kon rusten. De periode vlak voor m'n transplantatie kon je wat mij betreft gerust met een 800 meter (zoals hierboven beschreven) vergelijken, met als enige verschil dat je van een 800 meter in gezonde toestand kunt herstellen, maar van een nierziekte in dat stadium niet meer.

Ik begon een 800 meter altijd met vol enthousiasme, putte moed uit het aanmoedigende publiek langs de kant, maar na 600 meter kwam het omslagpunt. De verzuring trad in, m'n mentale kracht kon het niet meer winnen van mijn lichaam en het enige wat ik nog kon denken was, dat ik over die finish heen moest komen. Hoe, was niet belangrijk. Soms half kotsend, met pijn in m'n hele lichaam, maar wel met de wetenschap dat ik zou herstellen. En dat was zoals het in het kort ook ging. De ziekte begon als een wandeling waarvan ik nog kon herstellen, maar gaandeweg werd de vermoeidheid erger en ging het proces over in een constante wandeling. Maar op dat punt kun je nog steeds je grenzen wel verleggen, je mentale kracht is nog steeds sterker dan je fysieke kracht. Als je "hoofd" zegt: "kom op" trekt het je lichaam nog wel mee. Steeds is er nog die rek in het elastiek en kun je nog een tandje bijzetten. Je gaat steeds harder lopen en de klachten nemen toe. De boog raakt steeds meer gespannen en hoe diep wil en kun je gaan........

Dat is het punt dat het elastiek gaat springen, het omslagpunt op de 600 meter. Het lichaam neemt de overhand en de psyche moet het onderspit delven. Er valt geen tandje meer bij te zetten en geen grens meer te verleggen. De vermoeidheidsspierpijn (vergelijkbaar met de verzuring bij de 800 meter) doet zijn intrede, vervolgens komt de misselijkheid erbij en langzaam voel je het leven uit je lichaam vloeien, met nog maar één doel voor ogen en dat is de finish, in dit geval de bevrijdende transplantatie.
Eénmaal over de finish van de 800 meter, kun je gaan herstellen. Eénmaal over de finish (de transplantatie) van je ziekte, kun je na nog één strijd te hebben geleverd ook gaan herstellen. Want na de operatie volgt nog de "chemische strijd" in je lichaam. Er moet een mooie balans gevonden worden tussen medicatie, nier en lichaam, met de hoop op een "staakt het vuren". Als dat punt bereikt is, kan er aan een mooi herstel gewerkt gaan worden en bij mij is minstens zo belangrijk als de energie die ik terug gekregen heb na "de finish", de rust die ik na een inspanning weer in mijn lichaam kan voelen (herstel).

Jammer is dat je eerst zieker en zieker moet worden, om vervolgens een kans te kunnen krijgen om weer beter te worden. Wel heb ik uit mijn sportperiode geleerd om met tegenslagen en verdriet om te gaan, ook heb ik leren inzien wat strijd en doorzettingsvermogen met je doen en dat later bij mijn ziekte goed kunnen gebruiken en natuurlijk het positieve denken. Want laat je een dag je kop hangen, dan is het foute boel.



'Moe? Boos? Teleurgesteld? Denk aan de lach van Churandy Martina'





 
 

1 opmerking: